Uit het uitgelekte conceptakkoord voor de zorg blijkt dat de GGZ iets meer mag groeien dan eerder bepaald in het regeerakkoord, terwijl voor de huisartsen minder geld beschikbaar is en voor de wijkverpleging veel minder.

De ramingen in het concept die uiteindelijk tot het zogenoemde Integraal Zorgakkoord moeten leiden, schieten tekort en houden onvoldoende rekening met hoge kosten voor medicijnen, en de ontwikkelingen in de langdurige zorg.

Bij de onderhandelingen over de budgetten voor de komende jaren vormden de kosten uit het verleden de basis. Vanwege de coronapandemie zijn de resultaten uit het verleden ditmaal echter niet heel representatief voor de toekomstige zorgvraag. Zo meden veel mensen tijdens de pandemie bijvoorbeeld huisartsen uit angst om het virus op te lopen en zijn veel behandelingen eenvoudigweg uitgesteld.

Voor de wijkverpleging zijn de gemaakte kosten tijdens de coronaperiode al helemaal niet representatief. Doordat de samenleving min of meer stil viel, bezoek aan huis aan strenge richtlijnen was gebonden en veel medewerkers ziek waren, zijn de kosten voor dit type zorg in 2020 en 2021 veel lager uitgevallen dan zonder virus het geval zou zijn.

Dit maakt de in het conceptakkoord genoemde ‘bijstelling’ van het budget voor wijkverpleging met 600 miljoen euro op een eerder overeengekomen bedrag van ruim 4,3 miljard euro een forse en riskante bezuiniging. Temeer omdat de transitie naar meer zorg aan huis juist door wijkverpleging en huisartsen mogelijk gemaakt moet worden. En deze transitie is gezien de vergrijzing noodzakelijk om de zorgvraag het hoofd te bieden. Zorgbedrijven in de wijkverpleging kunnen de zorg aan huis alleen goed leveren als er voldoende geld beschikbaar is om het personeel te betalen, zeker in de huidige arbeidsmarkt.

Nu worden dergelijke grote bijstellingen alleen voorgesteld als het geld ergens anders nog urgenter nodig is. Dit lijken de ziekenhuizen te zijn, waarvan volumegroei mogelijk blijft, terwijl in het vorige hoofdlijnenakkoord was afgesproken dat er vanaf 2023 geen volumegroei meer zou zijn. Dat is des te opmerkelijker, omdat uit onderzoek door het Rijnstate ziekenhuis is gebleken dat door verregaande samenwerking met onder meer huisartsen en de wijkverpleging en door digitalisering van de zorg ongeveer 500 miljoen euro bespaard kan worden op de ziekenhuiszorg.

Kennelijk blijven het aantal behandelingen en de kosten in de ziekenhuiszorg ondanks alle inspanningen toch stijgen. De oplopende kosten voor zogenoemde ‘dure medicijnen’ zijn waarschijnlijk de reden voor de blijvende behoefte aan meer geld voor de ziekenhuizen. ‘Dure medicijnen’ zijn medicijnen die meer dan duizend euro per patiënt per jaar kosten. De afgelopen vijf jaar zijn de kosten voor de dure medicijnen toegenomen met 718 miljoen euro tot 2,6 miljard euro in 2021, en er is nog geen zicht op een einde aan deze stijging.

Inmiddels ligt het aandeel van de kosten van medicijnen boven de 10 procent van de kosten voor de ziekenhuiszorg. Dit zijn kosten die niet dalen door samen te werken of door de nazorg zo veel mogelijk thuis te verlenen en zijn dus een belangrijke de reden dat de ziekenhuizen ondanks verregaande samenwerking en digitalisering verwachten toch meer geld nodig hebben dan eerder berekend.

Gerelateerde berichten